Helpen door niet te helpen

Als iemand met een vraag of probleem bij je komt, kan je de neiging hebben snel een antwoord te geven. Om met een suggestie of oplossing te komen. Om te gaan helpen.

Dat is niet altijd de effectiefste strategie. Op korte termijn misschien nog wel, maar op langere termijn meestal niet. Je vergeet dan eerst te analyseren wat het probleem is en gaat direct over tot oplossen. Je gaat aan het werk. De ander wordt niet gestimuleerd om zelf na te denken of energie in de oplossing te stoppen.

Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld:

  • A. Ik moet vrijdag die presentatie af hebben, maar dat gaat me nooit lukken. Help! (lichte paniek)
  • B. Hoezo niet?
  • A. Ik heb nog zoveel ander werk liggen. Donderdag moet ik de hele dag naar een klant en woensdag had ik al afgesproken om een vriend te helpen verhuizen. En ik moet bezig met de planning van volgende maand.
  • B. Dan zeg je toch gewoon tegen die vriend dat je helaas woensdag niet kan helpen. Dat snapt hij wel.
  • A. Nee, dat kan niet want…………….

Zoals in het voorbeeld hierboven zie je het probleem bij de ander en je wilt hem helpen. Je ziet dat die zich vervelend voelt of er zelf niet uitkomt. En je wilt dat hij zich zo snel mogelijk weer goed voelt, of een oplossing ziet. Of je voelt je er zelf vervelend bij en je wilt zelf zo snel mogelijk van dit vervelende gevoel af. Je wilt laten merken dat je er over nagedacht hebt of verstand van hebt. Dat hij niets voor niets bij jou gekomen is.

Daar komt vaak dat snelle advies vandaan. Je bent je hier niet altijd bewust van. Je stelt dan vragen als: Heb je al gedacht aan….? Zou je niet eerst eens…. ? Waarom spreek je hem er niet gewoon op aan?

Eigenlijk zijn dit geen vragen. Het zijn adviezen, suggesties in vraagvorm. Het is wat jij denkt dat de ander moet gaan doen. Het kan zijn dat je goed zit. Dat de ander daar een bruikbaar advies in ziet. Alleen is dat lang niet altijd het geval. Je krijgt dan reacties als: “Dat heb ik al geprobeerd” , “Ja maar dat gaat niet werken want…”, “Nee , daar heb ik het geld niet voor” of “Daar zit die ander toch zeker niet op te wachten!” De ander gaat energie stoppen in jou uitleggen waarom jouw suggestie niet gaat werken. En in het ergste geval ga jij proberen die ander te overtuigen dat het toch echt een goede suggestie is. Voor je het weet drijven jullie uit elkaar in plaats van een stimulerend of helpend gesprek met elkaar te hebben.

Wat je vergeet te doen is eerst analyseren waar het probleem vandaan komt. Wat de achtergrond van het probleem is. Meestal is er een vraag achter de vraag.
In het bovenstaande voorbeeld kun je dan vragen: Wat is het probleem met deze presentatie? Dan zou je er achter kunnen komen dat het niet zozeer een tijdsprobleem is, maar dat hij als een berg tegen de presentatie zelf opziet.

Om erachter te komen wat het werkelijke probleem is heb je de kunst van het vragen stellen nodig. Dit is het open staan voor de ander, zo lang mogelijk je mening of oordeel uitstellen en echt nieuwsgierig te zijn naar wat de ander beweegt. Open en onderzoekende vragen stellen. Dat zijn vragen die beginnen met wie, wat waar, hoe, wanneer, welke. In tegenstelling tot gesloten vragen die beginnen met een werkwoord. Open vragen zetten aan tot nadenken. En durf daarbij ‘domme’ vragen te stellen. Vragen waarvan het antwoord zo logisch lijkt dat je hem bijna niet durft te stellen. Bijvoorbeeld: Iemands vriendin heeft het net uitgemaakt en een vraag kan zijn: Hoe voel je je nu? Als het antwoord is “klote” kan de vervolgvraag zijn: “En hoe voelt klote?”

Voor je het weet heb je een invulling gemaakt over wat jij denkt dat de ander voelt of je eigen gevoel op de ander geprojecteerd.

Als je bij de kluwen van gedachten en gevoelens van de ander aan een draadje gaat trekken kunnen er verbazingwekkende antwoorden ontstaan. Er ontstaat meer vertrouwen, helderheid en de ander denkt zelf na over waar hij denkt dat het probleem zit en wat de oplossing is. Je zorgt ervoor dat hij zichzelf kan helpen. Je helpt hem door hem niet te helpen.

Wat gebeurt er in een team?

Hoe kan het dat een team stroperig voelt en een ander voedend en stromend?

Aanwijzingen voor een beter team

Hoe komt het dat het in sommige teams zo moeizaam gaat? Het kan stroperig en vermoeiend aanvoelen. Sfeer is niet al te best en de productie is laag. We houden wel meetings, maar we kunnen ze net zo goed niet houden. Er is geen daadkracht en er worden geen besluiten genomen.

Het antwoord ligt in de fasen die een team doorloopt. Tuckman noemde deze fasen: Forming, Storming, Norming, Performing. Daarnaast wordt wel van Adjourning (afscheid nemen) gesproken.

In de forming fase zijn we aan het zoeken: Wie horen er bij ons team en wie niet? Wat zijn dat voor lui? Met wie kan ik het denk ik wel vinden en met wie niet?

De stormingfase is de strijd om de macht. Wie krijgt meer en wie krijgt minder invloed in de groep? Wie zijn de veelpraters en wie zijn wat stiller? Ook de leider van de groep wordt getest en uitgedaagd. “Ben jij sterk genoeg om ons te leiden?” Dit is vaak de stroperige fase van de samenwerking. Als er een A zegt, zegt een ander B en de derde wil het gesprek over de procedure hoe we tot een A of B kunnen komen. De vierde irriteert zich aan de langzame voortgang en zegt daar niets over. De vijfde wil het vooral hebben hoe we naderhand het proces goed kunnen evalueren.

In de normingfase worden de ongeschreven regels van het team duidelijker. Als we met de groep om 9.00 uur afgesproken hebben, beginnen we dan ook om 9.00 uur of wordt het zo maar 9.15 uur zonder dat iemand daar iets van zegt. Deze fase noemen we ook wel de inclusiefase: hoe persoonlijk worden we met elkaar? Blijft het afstandelijk en veilig (we praten over files, het weer, mobile apps etc.) of worden we persoonlijker en vertellen we over onze zorgen, kinderen, verlangens en gevoelens.

De performingfase is de volwassen fase van de groep. De sfeer is goed, iedereen weet waar hij/zij aan toe is, productie is hoog en we schieten lekker op. We zijn het gebakkelei en de wat slechtere sfeer vaak weer vergeten. Het voelt als een warme jas. “Wat zijn we een lekker team”.

Als de adjourningfase aanbreekt zien we soms weer wat gekibbel ontstaan. Mensen zien tegen het afscheid op. Sommigen zitten al weer met een been in de volgende groep. De puntjes op de i zetten en ook nog dat laatste verslag produceren valt niet altijd mee.

Uiteraard lopen al deze fasen niet van soepel van boven naar beneden. Er kan een terugval zijn bijvoorbeeld als de opdracht of de omgeving van het team veranderd. Ook als er een nieuw teamlid komt beginnen we soms weer van voren af aan.

De moeilijkste en stroperige fase is dus de Stormingfase. Doordat we niet opschieten en de sfeer slecht is hebben we de neiging om elkaar wat de gaan vermijden. De frequentie van de teamvergaderingen schroeven we naar beneden. We hebben net een andere afspraak of we trekken ons terug in een vertrouwd subgroepje. En dat is precies de contraproductieve reactie. Hierdoor krijgt de groep geen tijd de machtsstrijd uit te werken en de ontwikkeling van de groep stagneert. Beter is het om elkaar juist wel op te zoeken, een hei-sessie te houden, of twee mensen die strijden om de macht met elkaar in een opdracht of sub-project te zetten. Dan kan het even spannend worden. Uiteindelijk zetten de relaties zich en kan de groep zich focussen op de taak.